
Als ik de bekende wachtkamer binnenstap, scannen mijn ogen de ruimte. Het zit vol met mensen, allemaal in afwachting van iets. Heel snel al heb ik gezien dat ‘mijn’ plekje vrij is. Het plekje achterin, in de rechterhoek. Terwijl ik langs de mensen op houten stoeltjes schuifel, mompel ik ‘goedemorgen’. Ik ben toch weer wat gespannen voor mijn controle. Daarom wil ik ook zo graag op ‘mijn eigen’ plekje zitten. Daar zat ik vorige keer ook, toen het goed ging. Ik ben niet bijgelovig, maar waarom zou ik nou niet alles precies zo proberen te doen, als die keer dat het goed ging? Misschien heeft een hogere macht wel besloten dat iedereen op dat ene stoeltje rechts achterin alleen maar goed nieuws krijgt. Als ik zit, kijk ik met mededogen naar de persoon op het stoeltje vooraan links. Daar zat ik toen het misging. Goed mis. Daar wil ik niet meer zitten.
Ik ben echt geen bijgelovig mens. Ik ben niet eens gelovig. Maar sinds ik de diagnose borstkanker heb gekregen, zijn sommige dingen toch gaan wankelen. Ik geloof heus niet opeens in allerlei mysterieuze krachten. Ik geloof wel nog steeds in de kracht van positief denken. Dat deed ik al voordat ik ziek was en dus ook toen ik op dat stoeltje linksvoor zat. Als een soort mantra in mijn hoofd vertelde ik mezelf toen, inmiddels alweer zes jaar geleden, dat alles goed zou komen. Ik had vertrouwen in de goede afloop. Onterecht. Vertrouwen werd vanaf dat moment iets volstrekt willekeurigs voor mij.
Een bijzondere verschijning
Tijdens het wachten op ‘mijn’ stoel, doe ik hetzelfde spelletje op mijn telefoon als de vorige keer. Iedere keer als er beweging is, schieten mijn ogen van mijn mobieltje weg. In de gaten houden wat er gebeurt. Zodra ik die ene felblonde verpleger met het rasta-haar zie, duik ik zo mogelijk nóg verder in het hoekje weg. ‘Niet hij, niet hij, niet hij’, klinkt het in mijn hoofd. Ik hoor het zo duidelijk, dat ik bang ben dat ik het hardop heb gezegd. Niemand om mij heen geeft er blijk van dat ze mij iets geks hebben horen mompelen, dus het zal goed gegaan zijn. De rasta-mijnheer is een bijzondere verschijning. Groot, blank, met een enorme bos blond haar met rasta-vlechten. Hij kan er niks aan doen, maar ik vertrouw zijn verschijning niet meer. Die eerste keer wel. Toen was hij voor mij nog gewoon die leuke, supervriendelijke, wat gekke verpleger. Nu is hij degene die mij had onderzocht toen het fout afliep. Hij kan er niks aan doen, echt helemaal niks, maar als hij doorloopt haal ik toch opgelucht adem.
Na die eerste keer, op die stoel voorin, ben ik veranderd. Ik kon niet meer op mijn eigen lichaam vertrouwen, iets wat ik toch al mijn hele leven had gedaan; vertrouwen op ‘het komt wel goed.’ Maar dat bleek onterecht. Dan knapt er iets. En ook al ben ik inmiddels zes jaar verder en gaat alles eigenlijk geweldig, nog steeds vertrouw ik niet op mijn lijf. Wel heimelijk op ‘mijn’ stoel en het spelletje op mijn telefoon. Ik heb nog nét niet dezelfde kleren aangetrokken als bij de vorige controle. Gelukkig heb ik in de tussentijd ook een enorm vertrouwen op kunnen bouwen in de artsen en verpleegkundigen en de medische kennis in Nederland. Want hé, ik ben er nog!
Sorry
Ik schrik als de mijnheer met de rasta-haren tóch mijn naam roept. Even wil ik niet van ‘mijn’ stoel af, maar ik spreek mezelf streng toe en sta op. Met zwaar gemoed en een oprecht zeker weten dat het fout af zal lopen, loop ik met de nog altijd vriendelijke verpleger mee, om een kwartier later weer afscheid van hem te nemen. In dat kwartier kreeg ik een mammografie, een uitstekende uitslag en weer een heel klein beetje vertrouwen terug. Als ik de verpleger de hand schud, bied ik hem in mijn hoofd mijn verontschuldiging aan. ‘Sorry’. Hij lijkt er niet van onder de indruk, had natuurlijk ook geen idee en waarschijnlijk nog steeds niet. ‘Dank je wel’, zeg ik glimlachend, hardop. ‘Graag gedaan. Fijne dag’, antwoordt hij, ook glimlachend. Leuke, gekke verpleger.
Raar ding dat vertrouwen. Nog steeds volstrekt willekeurig als je het mij vraagt. Misschien, héél misschien, ga ik volgende keer ook wel op een andere stoel zitten.
Stuur deze pagina door >>
Opinie
DSM-5 is nuttig, maar wordt vaak
verkeerd gebruikt
Classificeren via de DSM-5-systematiek is ooit bedacht om klinische professionals en wetenschappers een gemeenschappelijke taal te laten spreken over de aandoening van een cliënt. En om gerichter wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen. Marc Verbraak: 'DSM-5 is een nuttig instrument, maar wordt vaak verkeerd gebruikt.' ... Meer
Wat doet Rivierduinen en waarom het leuk is om daar te werken
Audrey van Schaik is sinds half oktober 2022 bestuurder van GGZ Rivierduinen. Zij trad tegelijk met Sam Schoch aan als raad van bestuur en samen staan zij bekend als verbinders en ervaren zorgbestuurders. Audrey is psychiater en heeft jarenlange leidinggevende ervaring binnen diverse onderdelen van verschillende ggz-organisaties. ... Meer
Breng de waarheid boven tafel
Stel, je bent leidinggevende en een medewerker vertelt dat er een structureel probleem is op de afdeling. Natuurlijk neem je dat serieus. Tegelijkertijd loont het om het verhaal in twijfel te trekken. ... Meer
Let op: de Anti-spam code is slechts 15 minuten geldig.
Tip: als u een reactie met veel woorden heeft, typ deze dan eerst in Word en plak hem vervolgens in het Reactieveld hieronder.