Psychiatrie in transitie

9 april 2014

Er is in en om de psychiatrie alle reden voor transities, maar niet elke transitie wordt in dank afgenomen. In februari stemde de Eerste Kamer vóór de nieuwe Jeugdwet die een herschikking van de jeugdzorg beoogt. Half Nederland, de kinder- en jeugdpsychiaters voorop, riep vooraf moord en brand. Het was onheus dat de gemeenten de regie zouden krijgen over een gezondheidszorgvoorziening. We zullen het niettemin de komende tijd met gemeenten moeten doen, en zó erg is dat niet.

Decennia terug waren er al jeugdpsychiatrische diensten ondergebracht bij de gemeenten en ook gemeentelijke sociaalpsychiatrische diensten voor volwassenen deden – vooral in de grote steden, zoals Amsterdam – voortreffelijk werk. Psychiater Arie Querido (1901-1983) was, als ambtenaar, een stuk vooruitstrevender dan zijn collega’s in de psychiatrische inrichtingen ver buiten de stad. Querido richtte zich op het dagelijks leven, bezocht mensen thuis, als rijdende psychiater, en hij was de uitvinder van de sociale psychiatrie. Hij benaderde de psychische problemen van mensen in samenhang met hun sociale context.

Het is heel goed mogelijk dat als de kinder- en jeugdpsychiaters hun hakken weer uit het zand halen, ze ineens veel kansen zien om effectiever te werken. Door een betere integratie met andere voorzieningen voor jeugdzorg, de jeugdgezondheidszorg én het onderwijs liggen er immers mogelijkheden om vroegtijdiger te signaleren en te handelen. Wie daar niets in ziet, moet wat anders gaan doen. Kinderen kunnen niet wachten!

De discussie over de Jeugdwet leidde af van de oplossing voor problemen die van veel ouder datum zijn en waar de psychiatrie (of GGz) niet door de overheid in werd gehinderd om die op te lossen. Behalve de inhoud en de toepassing van de DSM is dat het denken over de ontwikkeling, de levensloop, van mensen. Het ontwikkelingsperspectief is in de psychiatrie niet goed ontwikkeld. De focus ligt op ‘eindstadia’ van psychische stoornissen (zie de DSM) en de aandacht gaat (ook in de opleidingen) vooral uit naar volwassenen. Daar zijn er inderdaad meer van, maar voor het boeken van resultaten door preventie en vroegtijdig handelen, is dat niet verstandig. Niet alleen omdat autisme en ADHD al op vroege leeftijd aanwezig zijn en een levenslange impact kunnen hebben. Maar vooral omdat veel psychische stoornissen in de adolescentie tussen pakweg 14-25 jaar manifest worden.

Jeugd- en volwassenenpsychiatrie hadden er allang voor kunnen zorgen dat er – ondanks allerlei formele belemmeringen en gedoe – voor deze groep adolescenten een ‘naadloos overgangsveld’ bestaat. Het impliceert in de volwassenenpsychiatrie veranderingen in werkwijzen en methodieken, bijvoorbeeld dat systematisch de familie bij de hulp wordt betrokken of dat er altijd oog is voor de kinderen van mensen met een psychische aandoening. Zeker, er is aandacht voor, en die grens van 18 jaar wordt nergens rücksichtslos gehanteerd, maar ideaal is het niet. Wetten, regelingen en financiers zijn altijd lastig, maar verhinderen nooit volledig de noodzakelijke samenhang en samenwerking tussen voorzieningen voor jeugd en volwassenen. Experimenten zijn mogelijk. Het zou mij een lief ding waard zijn als de aandacht en middelen vooral worden gericht op die kwetsbare groep adolescenten, die jeugd- en volwassenen-GGz nu gemeenschappelijk hebben. Het vraagt om een transitie in de psychiatrie en wat mij betreft betrekken we de gemeenten daar bij.

Meer in het algemeen signaleer ik bij landelijke organisaties in de gezondheidszorg een defensieve houding. Innovatiebeleid, zo dat er is, is vooral naar binnen gericht. Van huisartsen, nota bene de poortwachters van de gezondheidszorg, hoor je echt alleen maar iets als ze het ergens mee oneens zijn. Er is best wel eens reden om ergens tegen in verzet te gaan, maar het is nog beter zelf ook eens met voorstellen te komen hoe het beter kan.

GGZ-Nederland behartigt toch vooral de belangen van instellingen zoals de bestuurders die definiëren. Van brancheorganisaties schijn je niet meer te mogen verwachten; de stafmedewerkers hebben weinig vrije ruimte. Maar dan moet niemand raar opkijken als men elders over jouw werk gaat nadenken. Als dat eenmaal leidt tot voorstellen zie je iedereen wél opveren en wordt alles en iedereen gemobiliseerd. Vaak te laat.

Ik zie graag van psychiaters, psychologen, verpleegkundigen en sociaal werkers in de GGz dat ze – liefst gezamenlijk – goede analyses maken en op tijd zelf met voorstellen komen. Hier en daar gebeurt dat al, zoals rondom de zorg voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Maar er kan veel meer. Kom op met die transitie!

Vacatures

MEER OVER DEZE VACATURE >>

Opinie

DSM-5 is nuttig, maar wordt vaak
verkeerd gebruikt

Classificeren via de DSM-5-systematiek is ooit bedacht om klinische professionals en wetenschappers een gemeenschappelijke taal te laten spreken over de aandoening van een cliënt. En om gerichter wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen. Marc Verbraak: 'DSM-5 is een nuttig instrument, maar wordt vaak verkeerd gebruikt.' ... Meer

Reageer |  reacties

Wat doet Rivierduinen en waarom het leuk is om daar te werken

Audrey van Schaik is sinds half oktober 2022 bestuurder van GGZ Rivierduinen. Zij trad tegelijk met Sam Schoch aan als raad van bestuur en samen staan zij bekend als verbinders en ervaren zorgbestuurders. Audrey is psychiater en heeft jarenlange leidinggevende ervaring binnen diverse onderdelen van verschillende ggz-organisaties. ... Meer

Reageer |  reacties

Breng de waarheid boven tafel

Stel, je bent leidinggevende en een medewerker vertelt dat er een structureel probleem is op de afdeling. Natuurlijk neem je dat serieus. Tegelijkertijd loont het om het verhaal in twijfel te trekken. ... Meer

Reageer |  reacties