
Aan mij moet je niet vragen of het zinvol is om te promoveren. Als je een academische carrière voor ogen hebt moet je het doen, maar in de rest van de wereld begrijpt men nauwelijks het verschil tussen een Masters en een PhD. Aangenomen word je bij een sollicitatie op wat je in je leven al gedaan hebt en op basis van hoe vertrouwd je achternaam is.
Pas – tijdens een familie-etentje – kreeg ik de vraag weer eens voorgelegd en ik zei: “Kijk rond naar wie er aan tafel zitten en vertel me op wie je over tien jaar wilt lijken. En ga dan een plan uitwerken hoe je dat moet verwezenlijken. Is daar een dissertatie voor nodig, dan ga je daaraan werken.”
Zelf weet ik nog steeds niet of ik er goed aan heb gedaan te promoveren. De wet van de cognitieve dissonantie laat me denken dat het een goede keuze was, want met slechte beslissingen valt moeilijk te leven. Ik heb het voorrecht gehad me grondig met onderzoek bezig te houden en mede daardoor werd ik hoogleraar. Had ik echter iemand gehad die me tijdens een etentje had gevraagd rond te kijken wie ik wilde zijn, dan had ik het waarschijnlijk nooit besloten. Ik wilde gezondheidsactivist zijn en de geneeskunde veranderen en wilde daarom wat men in de geneeskunde geheim wilde houden delen met de mensen die afhankelijk zijn van die geneeskunde.
Laat ik echter wat ik erdoor leerde niet bagatelliseren. Ik wilde in de hoofden van patiënten kunnen kijken en begrijpen waarom zij denken hoe ze denken en doen wat ze doen. Waarom willen ze in iemand met charisma maar weinig kennis geloven en wat is de reden dat ze er juist voor kiezen zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis te gaan? Mijn proefschrift gaat over hoe modernisering in een traditionele samenleving (Sri Lanka) het hulpzoekgedrag van de gebruikers van de zorg verandert. Naast de geesten van de voorouders zijn er antibiotica gekomen. Behalve vervloeking en het boze oog is er vaccinatie. Er moeten dus meer keuzen worden gemaakt.
Wat me nog meer fascineerde was hoe de zorgverleners zich aan het zoekgedrag van de patiënten aanpasten. In twee dorpen (één vlakbij de hoofdstad Colombo en één ver van de moderne wereld) deed ik geholpen door drie onderzoeksassistenten een jaar lang kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar patiënten en alle hulpverleners (zowel moderne artsen als traditionele kruidengenezers en fractuurzetters) en bracht in kaart welke keuzes, bij welke verschijnselen en in welke volgorde mensen maakten.
Bij kinderen, acute klachten en hoge koorts ging men meestal snel naar moderne voorzieningen, maar bij chronische aandoeningen was men geneigd meer te gaan shoppen. De ratio bij het kiezen werd ook niet bepaald door scherpe conceptuele scheidingen. Je kunt natuurlijk zowel het ziekenhuis bezoeken en daar een antibioticum voorgeschreven krijgen als een kruidenmiddel bij een traditionele arts halen om het slijm te verdunnen. Ach, en zowel voorouders als virussen hadden ze nooit gezien. Dus dat kon ook naast elkaar bestaan.
Artsen die adequaat ingingen op wat er bij patiënten leeft boerden beter, terwijl wie hardnekkig vasthield aan zijn gelijk of aan de oude tradities kreeg uiteindelijk geen patiënt meer over de vloer. Dat mag je ook verwachten als je vanuit een economisch perspectief naar zorggebruik kijkt. Maar als je in de geneeskunde zit is denken aan de markt net zo moeilijk als voor veel dorpelingen in Sri Lanka denken vanuit een virus.
Ik ontdekte veel meer, maar laat ik het hier houden bij de conclusie dat ik dankzij mijn dissertatie in staat ben om op verantwoorde wijze mee te denken over marktwerking in zorg, zorgkeuzen van patiënten en hoe je de werkelijkheid daarvan het beste beschrijft. Wat me tegelijkertijd verbijstert is dat zoveel wetenschappers en beleidsmakers ongehinderd door al te veel kennis menen dat ze recepten kunnen uitschrijven voor de transitie in de zorg die zij denken dat nodig is, voorschriften waarbij de beslissingen van de gebruikers nauwelijks een rol spelen. Wie de zorg wil veranderen hoeft zelf dus blijkbaar niet te promoveren.
Stuur deze pagina door >>
Opinie
DSM-5 is nuttig, maar wordt vaak
verkeerd gebruikt
Classificeren via de DSM-5-systematiek is ooit bedacht om klinische professionals en wetenschappers een gemeenschappelijke taal te laten spreken over de aandoening van een cliënt. En om gerichter wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen. Marc Verbraak: 'DSM-5 is een nuttig instrument, maar wordt vaak verkeerd gebruikt.' ... Meer
Wat doet Rivierduinen en waarom het leuk is om daar te werken
Audrey van Schaik is sinds half oktober 2022 bestuurder van GGZ Rivierduinen. Zij trad tegelijk met Sam Schoch aan als raad van bestuur en samen staan zij bekend als verbinders en ervaren zorgbestuurders. Audrey is psychiater en heeft jarenlange leidinggevende ervaring binnen diverse onderdelen van verschillende ggz-organisaties. ... Meer
Breng de waarheid boven tafel
Stel, je bent leidinggevende en een medewerker vertelt dat er een structureel probleem is op de afdeling. Natuurlijk neem je dat serieus. Tegelijkertijd loont het om het verhaal in twijfel te trekken. ... Meer
Let op: de Anti-spam code is slechts 15 minuten geldig.
Tip: als u een reactie met veel woorden heeft, typ deze dan eerst in Word en plak hem vervolgens in het Reactieveld hieronder.